“En ondertussen laat je Sam verrekken?”
“Ondertussen zal ik alles op alles zetten om Sam te vinden en te beschermen.”
Jo zweeg en keek Alec langdurig aan. Toen sprak hij verder.
“Sam zat zijn dagen op de muur bij de kerk en observeerde. Hij heeft één keer contact gehad met Judith die voor zaken in het buitenland verbleef. Dat vond ik raar, het is immers haar kind, maar ik begreep dat de relatie met Bjorn moeilijk was geworden. Natuurlijk was ze op de hoogte van de geruchten die er rondgingen over zijn drugsbemoeienissen en ze heeft daarover forse ruzies met hem gehad. Eigenlijk verliep het volgens dezelfde route die Bjorn bij Lot afgelegd had: steeds minder contact en uiteindelijk uit beeld. Judith leefde gewoon haar leven: veel weg, veel in het buitenland. Misschien was het ook wel het normale patroon bij moeder en zoon: Bjorn zag haar al niet veel voordat hij verdwenen was. En voor een buitenstaander als ik is het misschien vreemd om te zien dat een moeder niet alles op alles zet om haar zoon terug te vinden… maar misschien doet Judith wel gewoon wat een andere wanhopige moeder ook zou doen in dezelfde moeilijke… misschien onmogelijke omstandigheden: doorgaan met je leven. Hoelang is Bjorn eigenlijk precies weg?”
Jo keek naar mijnheer Hazendans maar die was ondertussen in slaap gevallen. Alec knikte Jo toe en leek de oude man zijn rust te gunnen. Hij pakte de kop van Jo op en liep ermee naar het koffiezetapparaat. Toen hij met twee gevulde koppen terugkwam in de woonkamer trof hij Jo aan bij het raam. Hij keek naar buiten. Jo leek qua postuur totaal niet op Sam. Hij was kleiner, minder fors.
“Waar denk je aan, Jo?”
Hij draaide zich om en liep terug naar de tafel.
“Na die gebeurtenis in Harlingen ben ik Sam weer tegen gekomen. Hij zocht me op na een telefoontje, heel onverwachts. Onze familieband is niet zo sterk dus hij verraste me met zijn plotselinge bezoek. Wat me in ons gesprek opviel is dat hij steeds weer terugkwam op de vreemde sfeer die er hier in Maastricht heerst. En nu ik de laatste dagen wat onderzoek heb gedaan naar Bjorn, kom ik erachter dat hij gelijk heeft. En zo vallen er steeds meer dingen op hun plek.”
“Zoals?”
Jo kauwde even op zijn onderlip en liet de versgedraaide sigaret tussen zijn vingers draaien.
“Kijk, Bjorn zijn verdwijning is natuurlijk niet wereldschokkend: dagelijks verdwijnen er mensen, ook jonge mensen die middenin het leven staan. Maar het schijnt zelfs in de directe omgeving van die mensen niet diep, niet echt dóór te dringen… Hoe kan het dat een moeder, een vriendenkring, familie of een school zijn leerling uit het oog verliest? En een verdwijning van een jongen als ‘een schokkend incident’ benoemen maar na enkele dagen de draad weer oppakken alsof er niks aan de hand is? En dat terwijl rond dezelfde periode van Bjorn’s verdwijning ook nog Gwen verdwijnt? Hoe kan het dat een stad onder invloed staat van een paar drugsdealers zonder dat iemand er zich zichtbaar zorgen over maakt? Het gaat in de stad over de productie en de verslavingsgetallen: het gaat over spreidingsbeleid waar de wiet verkocht mag worden. Het schijnt dat politieke kopstukken belangen hebben, op welke manier dan ook, in die georganiseerde misdaad.”
Jo inhaleerde.
“En het gaat dus niet over die indringende zaken waar mijn leerlingen het dagelijks over hebben. Maar ook dat went, weet je… want ook ik betrapte me op de gedachte dat ik zelf beïnvloed wordt door die sfeer van ‘laat maar zitten’. Ik heb geen oog voor wat er buiten aan de hand is. Ik zit ook maar in mijn eigen kringetje te dutten en ik vind het allemaal wel best. Zaken waar ik me vroeger druk over maakte vind ik nu geneuzel in de marge.”
Hij zweeg even.
“Mijn streven is Kluizenaar te zijn en van mijn werk het Kluizenaarschap te maken.”
“Wat zeg je?”
“O nee”, glimlachte Jo, “Qiuse kent natuurlijk niet alle zegswijzen… in ieder geval niet de mijne. Laat ik het zo zeggen, in mijn tijd noemde je mensen die te lui waren om te werken ‘langharig werkschuw tuig’. Ik ben de representant van een uitgestorven generatie.”
Alec keek hem niet-begrijpend aan.
“Laat maar”, zei Jo en blies uit. Hij stond op en strekte zijn benen. “Ik ga even naar de wc.”
Niet veel later klonk het doorspoelen van het toilet, het stromen van het water uit een kraan en kwam Jo terug de woonkamer in. Hij trok zijn broekriem aan en gaf Alec een knipoog.
“Maastricht is naar binnen gekeerd en haar bewoners zijn ingeslapen. Begrijp je dat wel, Alec?”
“Hij in ieder geval niet”, glimlachte Alec en hij knikte naar een ronkende Hazendans die ongegeneerd lag te snurken in de stoel. “Hij volgt alles met buitengewone belangstelling van wat er in de stad gaande is. Voor zijn gezin, in verband met de stam Dan, vanwege Sam… en jou.”
“Huh?”
“Ja, ook met jou. Daar zal ik je nog vertellen. Maar wat belangrijker is, is dat mijnheer Hazendans een uiterst dubieuze rol in dit verhaal speelt, Jo. Uiterst dubieus.”
Jo produceerde een grijnslach.
“Dat is bijzonder. Ik heb net mijn verhaal vertelt, jij zou het jouwe vertellen om mij dingen duidelijk te maken. Ik ben voorlopig nog steeds onwetend over Sam en jij zegt me dat ik even moet wachten wat mijn rol in de wereld van mijnheer Hazendans is. Ik krijg er genoeg van, wat wil je nu eigenlijk?”
“Nu Sam uit beeld is, wil ik dat jij je jas pakt en met mij meegaat. We gaan Bjorn en Sam ophalen.”
Jo liet de rand van zijn koffiekop even aan zijn onderlip hangen terwijl zijn geopende mond de warmte over de rand blies. Met grote ogen keek hij Alec aan en begon toen met een ongelovige blik zijn hoofd te schudden.
“Je bent de weg behoorlijk kwijt, Alec. Ik pieker er niet over. Sam heeft me toen om onderdak gevraagd en dat heb ik hem een nacht gegeven. Toen ontdekte ik de gevaren die hij met zijn zaak meebracht. Ik heb een lieve vriendin en een gelukkig leven, ook al ben ik leraar Duits. Ik geniet van ieder moment dat ik bij haar kan zijn en niemand, Sam niet en ook jij niet, zal daar verandering in brengen.”
Zijn ogen vingen de zijne en zogen ze op. Hij werd meegetrokken in een diepte van kilte. Zijn hersenen tintelden zo erg dat hij niet meer denken kon en zelfs de kou leek iets wat niet bestond.
…Je luistert naar me…
En ondertussen leek de druk onder zijn voeten hem weer omhoog te duwen, terug in de…
“Wat zeg je?”
Het leek uit het niets te komen maar Alec keek hem indringend aan.
“O nee”, glimlachte Jo, “Qiuse kent natuurlijk niet alle zegswijzen…”
Jo liep naar de kapstok en pakte zijn jas.
“Kom, we gaan naar de kroeg.”